43411662 bahasa belanda tuk pemula 2

Upload: dayyu-kie-jaelani

Post on 19-Oct-2015

96 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • LES 0 (NOL)

    Ucapan dalam bahasa Belanda

    Sebelum melangkah lebih lanjut ke materi pokok pelajaran bahasa Belanda, maka baiklah

    diperkenalkan terlebih dahulu bagaimana huruf-huruf yang dipakai dalam bahasa Belanda

    dan cara pengucapannya., sebagaimana tertera dibawah ini.

    Vocal dan vocal rangkap:

    Ejaan:

    a man

    aa /a maan/manen

    e bed

    ee/e been/benen

    e:1.e we. Wandelen

    2. I sebagai dertig

    3. ij bunyi vriendelijk

    4. pepet mn

    I schip

    Ie dier

    O kop

    Oo/o boom/bomen

    U put

    Uu/u muur/muren

    Eu neus

    1

  • Au/ou blauw/houden

    Ei/ij leiden/rijk

    Ui lui

    Aai saai

    Ooi mooi

    Eeuw leeuw

    Iew niew

    Konsonan

    Ejaan:

    b bel

    b pada akhir kata heb

    c dimuka e/ee:i/ie cent

    c dimuka a/aa;o/oo;u/uu cacao

    ch lichen

    ch dalam kata-kata asing chauffer, chocola

    d deken

    d pada akhir kata hoed

    dj hoedje

    f fles

    g gooien

    g dal;am kata-kata asing garage, horologe

    h hand

    j jarig

    j dalam kata-kata asing jam, jus

    2

  • k kijken

    l lamp

    m middag

    n niet

    ng zingen

    p pak

    q (kw) quiz

    r recht

    s soep

    sj sjaal, huisje

    t tien

    tj stoeltje

    v vals

    w water

    x xantippe

    z zee

    3

  • LES 1 (EEN)

    Kata Kerja zijn

    Dalam pelajaran pertama diterangkan tentang kata kerja zijn, yang dalam

    bahasa inggris disebut to be. Ia berubah menurut perubahan subject. Sebagaimana

    contoh dibawah ini:

    Ik ben een student ben ik een student?

    Je / jij bent een docent Ben je/jij een docent?

    U bent een leraar Bent U een leraar?

    Hij is een werkwr is hij een werker?

    Zij / ze is een meisje is zij/zee en meisze?

    Het is morgen is hets morgen?

    Jullie zijn in de klas zijn jullie in de klas?

    We zijn in het fakulteit zijn we in het fakulteit?

    Ze zijn in het institute zijn ze in het institute?

    Perhatikan perubahan zijn diatas, untuk je/jij dan U ditambah t, hij dan zij/ze

    memakai is, dan untuk jamak (Jullie, we,ze) kembali ke bentuk infinitive, yakni zijn.

    Perhatikan untuk pertanyaan, je/jij t hilang, tetapi untuk t tetap ada.

    Kata-kata sulit

    Leraar = guru

    Meisje = pemudi

    Jullie = kamu sekalian

    Ze = dia perempuan, atau mereka. Seperti contoh terbawah.

    Je = kamu, jij, untuk penekanan, U = untuk penghormatan

    Het = subject untuk menerangkan keadaan

    4

  • s morgen = pagi ini

    Werker = pekerja

    Oefeningan/latihan-latihan:

    Isilah dengan kata kerja zijn.

    1. Ik.in het huis (rumah)

    2. Jij.in de kamer.

    3. Wein Surabaya.

    4. Jullieop de straat (jalan).

    5. Ze..in dekeuken. Keuken = dapur

    6. Het.winter e hets morgen nog donker (gelap)

    7. De tram..te laat.

    8. De mensen bij de halte.ongeduldig ( tak sabar)

    9. Een man roept boos: we.hier al een half uur.

    10. Een jong meisje zegt: Ik..helemaal stijf van de kou.

    11. De tramendelijk bij de halte.

    12. De mensenblij de halte.

    13. De zitplaatsen..gauw bezet.

    14. De tram..gauw in het centrum.

    15. De mensenom half 9 op het werk.

    5

  • LES 2

    Kata Kerja Hebben

    Angka 1-10

    Ik heb briefje van tien (10) gulden. (f.10.-)

    Heb jij twee (2) rijksdaalders en vijf (5) guldens?

    Ik niet, kees heft misschien wisselgeld.

    Neen, ik he drie (3) kwarjes en zes (6) dbbeltjes en verder

    Zeven (7) centen en acht (8) stuivers.

    Jij hebt niet veel geld!

    O, maar ik heb nog negen (9) brieftjes van vjf (5) gulden en

    Een briefje van vijf en twintig (25) gulden. (f.25.-)

    Die meneer en mevrouw daar hebben misschien guldens.

    Meneer, heft u misschien guldens?

    Neen, maar ik heb wel vier (4) rijksdaalders.

    O, dat is ook goed.

    Alsjeblieft. Hier hebben jullie de rijksdaalders.

    Dank u wel meneer.

    Tot je dienst !

    Dag meneer, dag mevrouw !

    Dag jongens !

    Kata kerja hebben dalam bentuk present:

    Ik heb

    Jij, je, u hebt

    6

  • Hij , zij, ze, u, het,t heft

    Wij, we hebben

    Jullie hebben

    Zij, ze

    Perhatikan perubahan-perubahan hebben diatas, ada perubahan penggunaannya

    antara ik, je, hij, zij tunggal, dan jullie, we, ze (jamak). Perhatikan pula untuk pertanyaan

    je atau jij, t hilang, tetapi untuk u, t tetap ada. Sebagaimana contoh dibawah ini:

    Jij, je hebt een boek heb jij, je een boek?

    U hebt een tas hebt U een tas?

    0 nul 6 zes

    1 een 7 zeven

    2 twee 8 acht

    3 drie 9 negen

    4 vier 10 tien

    5 vijf

    Oefeningen:

    1jij misschien een paar kwartjes?

    2. nee, ik.alleen een rijksdaaalder en papiergeld.

    3. Waarom..jij kwartjes nodig?

    4. Annie..geld nodig.

    5. Ze..de auto bij een parkeermeter.

    7

  • 6jullie de auto hier in het centrum van de stad?

    7. ja, en ik..nu ook een parkeerplaats, maar

    We hebbennog geen kwartjes voor de parkeermeter.

    8. die meneermisschien geld.

    9. ikhier een gulden. Meneeru missschien vier kwartjes?

    10. ja, uhier kleingeld voor de gulden.

    Kata-kata sukar:

    Briefje : uang kertas rijkdaalder : ringgit

    Misschien : mungkin wisselgeld : uang kembali

    Nodig : memerlukan kwartje : setali / 25 sen

    Dubbltje : ketip / 10 sen verder : selanjutnya

    Stuiver : kelip / 5 sen geld : uang

    Daar : di sana biljrt : uang kertas

    Alsjeblieft : silahkan mevrouw : wanita

    Jongens : anak laki-laki paar : beberapa

    Alleen : kecuali waarom : mengapa

    Hier : di sini kliengeld: uang kecil

    8

  • LES 3

    Kata Sandang: een, de, het

    Kata Benda: Jamak en

    Kata Kerja: bentuk presents

    Een stad heft veel straten en gebown

    Veel touristen komen in de stad.

    Ze kijken naar de gebown.

    Ze lopen door de straten.

    Ze rijden ook bussen.

    De bus maakt een rit door de oude stad.

    Een gids vertelt over de stad.

    Hij brengt de touristen bij alle belangrijke plaatsen.

    De bus stopt.

    De gids zegt: wij stoppen hier.

    Hij stapt uit de bus. De touristen pakken jassen en tassen en fototoestellen.

    Ze stappen ook uit de bus.

    De gids zegt: u ziet hier de beroemde grachten van Amsterdam.

    We maken dadelijk en rondvaart door de stad op een boot.

    De boten varen door de grachten.

    Ik koop de plaatskaarten.

    Zoekt u een zitplaskaarten. In de boot?

    De chauffer van de bus zegt tegen de gids: komen jullie over een uur terug?

    Ik dring ondertusseb een koje koffie.

    Je vindt de bus bij het caf aan de overkant van het water.

    Zie je het caf?

    9

  • Kata sandang een mempunyai makna bahwa sesuatu itu belum diketahui. de untuk

    sesuatu yang telah diketahui , bagi kata yang memakai kata sandang de, atau untuk kata

    yang berbentuk jamak. Baik dari kata yang berkata sandang de maupun het,

    sedangkan het untuk kata yang sandang het. Contoh:

    Een radio is op de tafel

    Een boek is op de tafel.

    De radio is goed.

    Het boek is in de tas.

    De radio I zijn in de kamer.

    De boeken zijn in de klas.

    Bentuk jamak dalam bahasa belanda biasanya memakai -en diakhir kata, tetapi tidak

    semuanya. Seperti, boek-boeken, kantoor-kantoren (o tinggal satu). Huis-hiuzen (s

    berubah menjadi z). tas-tassen, bus- bussen (s menjadi double). Brieft-brieven (f

    berubah menjadi v). dan lain-lain.

    Kata kerja dalam bentuk present berubah dari infinitifnya sebagai perubahan pada zijn

    dan hebben menurut subjeknya. Seperti ik ga, jij/u gaat, hij/zij gaat. We gaan, jullie gaan.

    Dan za gaan.

    Oefenengen;

    Kata kerja bentuk present.

    Isilah bentuk kata kerja present dalam kalimat-kalimat dibawah ini.

    10

  • Zijn 1. touristen..graag in Amsterdam.

    zien 2. een touristdaar allerlei gaan interessante dingen.

    Wandelen 3. hij..naar en museum

    Lopen 4. hijook graag op straat.

    Hebben 5. de mensen.vlug.

    Worden 6. maar de touristgeen haast.

    Zoeken 7. hij.wel moe.

    Zitten 8. hijeen bank in een park.

    Kijken 9. hij.misschien een uur op de bank.

    Spleen 10. hij..naar alle mensen.

    Denken 11. kleine kinderenin het park.

    Vinden 12. de toeist: ik..Amsterdam gezelig.

    Kata-kata sulit :

    Stad: kota veel:banyak Straat: jalan

    gebouw: gedung Tourist: wisatawan kijken: melihat

    Komen: dating door: terus/melalui Lopen: berjalan

    rijden: mengendarai Bus: bis maken: membuat

    Rit: jalan oude: tua/lama Gids: pemandu wisata

    vartalen: menerangkan Over: tentang brengen: membawa

    All: semua belangrijk: penting Plaats: tempat

    stap uit: keluar Pakken: mengambil jas: jas

    11

  • tas: tas zien: melihat beroemd: terkenal

    gracht: kanal dadelijk: segera rondvart: pelayaran

    boot: kapal kopen: membeli zoeken: mencari

    zitplaat: tempat duduk chauffer: sopir tegen: terhadap/kepada

    uur: jam terug: kembali drinken: minum

    ondertussen: sementara itu kopje: cangkir vinden: berpendapat

    overkant: seberang graag: gembira allerlei: bermacam-macam

    interessant: menarik ding: benda vlug: cepat

    haast: terburu-buru warden: menjadi moe: lelah

    bank: bangku parak: taman mensen: manusia

    klien: kecil kind: anak spellen: bermain

    gezellig: menyenangkan

    12

  • LES 4

    Kata Benda: bentuk jamak -en:-s

    In een stad wonen veel mensen.

    Ze wonwn in huizen.

    Het huis heft deuren en ramen.

    De brievenbus is bij de voordeur.

    Achter de voordeur is de gang.

    Een huis heft een woonkamer.

    Het gezin zit in de woonkamer, de mensen eten er, ze

    Kijken naar de televisie. Ze luisteren naar de radio enzovooIn een stad wonen veel

    mensen.

    Ze wonwn in huizen.

    Het huis heft deuren en ramen.

    De brievenbus is bij de voordeur.

    Achter de voordeur is de gang.

    Een huis heft een woonkamer.

    Het gezin zit in de woonkamer, de mensen eten er, ze

    Kijken naar de televisie. Ze luisteren naar de radio enzovoort.

    In de woonkamer zijn allerlei meubels: tafels en stoelen en een bank en een kast of meer

    kasten.

    De kinderen zittenook vaak in de eigen kamer.

    Veel huizen hebben een kelder en een zolder.

    Een huis in Holland heft soms een paar verdiepingen.

    De trappen gaan naar de verdieping en naar de kelders en de zolders.

    De huisvrouw kokt het eten in de keuken.

    Veel mensen eten ook in de moderne keukensHet gazen neemt een bad in badkamer.

    Vel mensen nemen graag een douche.

    De huisvrouw wast de kleren in de badkamer.

    13

  • De slaapkamers hebben vaak een wastafel.

    De mensen wassen handen of gezicht bij de wastafel.

    Tidak semua bentuk jamak memakai en-. Ada juga yang memakai s, seperti:

    kelder-kelders, zolder-zolders, kamer-kamers. Keuken-keukens. Dan lain-lain.

    Oefeningen:

    Isilah jamak dari kata-kata benda dalam kalimat-kalimat dibawah ini:

    De gracht 1. de stad Amsterdam heft vele.

    De tourist 2. de.varen in..over het water.

    De boot 3. ze zien de hoge..en de oude.

    Het gebouw 4. een gids veertelt in allerlei..

    Het huis 5. de stad bestaat al vele

    De tall 6. veelezijn uit vreoegere.

    De eeuw 7. Amsterdam heft niet meer.

    Het huis 8. maar sommige ousde..van stad bestan nog.

    De eeuw 9. lang de groeien veel..

    De muur 10. dehangen over het water.

    De porort

    De gracht

    De boom

    De tak

    Kata-kata sulit:

    Wonen : tinggal deur : pintu

    Raam : jendela brivenbus : kotak surat

    Voodeur : pintu depan achter : belakang

    Gang : jalan kecil woonkamer : ruang keluarga

    Gezin : keluarga eten : makan

    Luisteren : mendengarkan enzovoort : dan lain-lain

    Tafel : meja Stoel : kursi

    Kast : almari ook : juga

    Vaak : sering eigen : sendiri

    Slaapkamer : kamar tidur man : suami

    Vrouw : istri kelder : ruang bawah

    14

  • Zolder : ruang atas soms : kadang-kadang

    Verdieping : tingkat trap : tangga

    Nuisvrouw : pembantu koken : memasak

    Keuken : dapur een bad nemen : mandi

    Douche : pancuran wassen : mencuci

    Bad kamer : kamar mandi hand : tangan

    Gezicht : wajah varen : berlayar

    Hoog : tinggi taal : bahasa

    Bestan : berdiri al : sudah

    Eeuw : abad muur : tembok/dinding

    Poort : pelabuhan langs : sepanjang

    Groien : tumbuh boom : pohon

    Tak : dahan hangen : bergantung

    15

  • LES 15

    Kata Benda : bentuk jamak -s

    Een gezin bestaat uit de man (vader), de vrouw (moeder) an een paar kideren, jongens

    (zoons) en meisjes (dochters).

    De mannen werken op kantoren of fabrikan of scholen.

    Ze werken vaak in dezelfde stad, maar veel mannen reizen elke dag met trein naar het

    werk.

    Sommige vrouwen hebben ook een baan, andere zijn thuis en zorgen voor het gezin.

    Vader is s avonds moe. Hij luistert naart de nieuwsberichten op de radio in de kamer en

    hij leest de krant.

    De radios van de kinderen zijn boven.

    Moeder maakt nah et eten koffie of thee.

    Ze geeft vader een kopje koffie.

    Ze heft koekjes en chocolaadjes.

    Vader zegt: ik kies een lekker koekje.

    De kinderen maken eerst huiswerk.

    Moeder brengt de kopjes bij de kinderen.

    Ze kiezen ook een lekker koekje.

    Ada kata benda jamak yang memakai tambahan -s, bukan memakai -en- atau

    -s. seperti radio-radios, piano-pianos, auto-autos, dan lain sebagainya.

    Oefenengen:

    Istilah bentuk jamak kata benda dalam kalimat-kalimat di bawah ini:

    16

  • De winkel 1.een stad heft veel..met mooi

    De etalage 2.de. hebben allerlei..

    Het warenhuis 3. een warenhuis heft 4 of 5

    Het ding 4. je koopt bujvoorbelld (b.v) op de..parterre

    He toilettartikel 5.zoals bijvoorbeld (b.v) ..met zeep..met

    De doos talkpoedermet scheerlotionmettandpasta.envoor het

    De bus haar.

    De fles 6. je vindt op de eerste (le) verdieping..en ook.

    De tube 7. de afdeling voorenis weer op een

    De kam andere verdieping.

    De borstel 8. een warenhuis heft ook

    De jurk/dejas 9. je ziet.meten

    De broek/het bed 10. je vindt ookmeten

    De blouse 11.een warenhuis heft soms een afdeling met.

    Het boek

    Het tijdschrift

    Het meubel

    De tafel/de stoel

    De bank/het bed

    De lamp

    De snoer

    De stekker

    De etwaar

    17

  • Kata-kata sulit:

    Bestaan : berdiri zoon : anak laki-laki

    Meisje/dochter : anak perempuan werken : bekerja

    Of : atau dezel : sendiri

    Reizen : bepergian elke : setiap

    Dag : hari baan : tugas

    Andere: yang lain thuis : dirumah

    Zorgen : mengurus s avond : malam

    Nieuwsberichten : warta berita lezen-lees : membaca

    Boven : diatas na : sesudah

    Thee : the geven-geef : memberi

    Koekje : kue, roti chocoladje : coklat

    Kiezen-kies : memilih lekker : enak

    Eerst : pertama huiswerk : pekerjaan rumah

    Winkel: toko mooie : bagus

    Etalage : etalase warenhuis : pusat perbelanjaan

    Bijvoorbeeld/b.v : contoh parterre : tingkat pertama

    Zoals : seperti zeep : sabun

    Talkpoeder : bedak talek fles : gelas

    Scheerlotion : minyak cukur tube : tube/pipa

    Tandpasta : odol kam : sisir

    Boorstel : sikat haar : rambut

    Jurk : rok broek : celana

    Vest : rompi blouse : blus

    Tijdschirft : majalah weer : lagi

    Bed : tempat tidur snoer : kawat

    Stekker : steker eetwar : makanan

    18

  • LES 6

    Kata bilangan

    Kata benda : jamak

    De week heft 7 dagen.

    Op zondag werkwn de mensen niet.

    Ze gaan naar de kerk blijvn thuis.

    Ze make nook een uitstapje of ze gaan op bezoek.

    De winkel zijn dicht.

    De zondagh is een vrije dag.

    De maandag, dinsdag, wonsdag, donderdag, vrijdag zijn werkdagen.

    Op zaterdag zijn de scholen en de kantoren tegenwoordig ook digcht.

    De winkel zijn open.

    Het is erg druk in het centrum, want veel mensen hebben vrij.

    Ze doen boodskappen.

    Een dag heft vierentintwig uren.

    Een uur heft twee halve uren.

    Een uur heft vier kwartieren.

    Een uur heft zestig minuten.

    Een minuut heft zestig seconden.

    We zien de tijd op de klok of het horologe.

    19

  • Oefeningen:

    Isilah bentuk kata kerja yang tepat dalam kalimat-kalimat di bawah ini:

    Rijden 1. de tramdoor destad.

    Stoppen 2. de tram.bij de halte.

    Stappen 3. veel menden.uit de tram.

    Lopen 4. ze.door het centrum.

    Kopen 5. ik.een jas.

    Kosten 6. dejas..f.280.-

    Vinden7. .jij de jas duur?

    Zijn 8.de jas..niet goedkoop.

    Komen9. hans.ook in de winkel.

    Zoeken 10. hijeen broeke

    Hangen 11. de broeken.in een kast.

    Betalen 12. hans.f.60,-voor een broek.

    Kata-kata sulit:

    Week : minggu kerk : gereja

    Zondag : hari minggu blijven: tinggal

    Maandag: senin uitstapje : tamasya

    Dinsdag : selasa dicht : tutup

    Woendsdag: rabu vrij : libur

    Donderdag : kamis werkdagen : hari kerja

    Vrijdag : jumat school : sekolah

    Zaterdag : sabtu druk : sibuk

    Tegenwoordig : kini tijd : waktu

    Boodschappen doen : berbelanja horologe : arloji

    20

  • Want : karena kantoor : kantor

    Half : setengah kwartier : seperampat

    Second : detik minuut : menit

    Klok : jam open : buka

    Bezoek : bertamu ook : juga

    Betalen : membayar veel : banyak

    21

  • LES 7

    Bentuk subyek: yang berupa pokok kalimat

    Bentuk objek : yang bukan pokok kalimat, tetapi objek (pelengkap penderita) atau

    setelah kata depan.

    Kata kerja: doen, staan, zien.

    Penggunaan kata kerja liggen, staan, zitten

    Meneer van dijk gaat iedere ochten naar kantoor.

    Hij wacht bij de tram halte op de tram.

    De tram rijden om de tien minuten.

    Een college van meneer van dijk, meneer de wit, staat aan de overkant van de straat.

    Meneer van dijk ziet hem.

    Hij roept: ik zie jou al een hele tijd

    Hij vraagt: ga je met mij mee in de tram?

    Meneer de wit antwoordt: ja, ik ga altijd met de auto, dat weet je, maar de auto is

    kapot.

    Meneer van dijk zegt: we gaan met lijn 9. hij brengt ons vlug bij kantoor.

    De tram is vol. de mensen staan.

    De bestuurder zegt tegen hen: loopt u door!

    Een meisje ziet een oude vrouw. Ze zeght tegen haar: hier is nog een zitplaats voor u.

    Meneer van dijk en meneer de wit zien nog een paar colleges.

    Ze praten met hen.

    22

  • De tram doet 20 minuten over de rit.

    Meneer van dijk stpt vlug uit.

    Hij roept: ik wacht niet op jullie. Ik koop gauw nog tweepakjes sigaretten bij de

    automaat. Ik heb ze nodig.

    Lihat perubahan kata ganti di bawah ini. Dari subjek menjadi objek:

    Ik me, jij ziet me in het kantoor.

    Jij jou

    Hij hem

    Zij haar

    Jullie jullie

    We ons

    Ze hun

    Latihan:

    Isilah dengan bentuk yang tepat kata ganti orang/benda (bentuk jamak subyek atau

    obyek) dalam kalimat dibawah ini:

    1. meneer van dijk staat bij de tram halte,..wacht op de tram.

    2. zietniet.

    3. de buurvrouw van meneer van dijk komt ook

    4. ..vraagt: waar blijft de tram? wacht.al lang, vragt..aan

    meneervan dijk.

    5. eindelijk komt de tram..rijden tot het centrum.

    6. meuvrouw maas moet naar een bank. Meneer van dijk loopt met..mee tot het

    bank gebouw.

    23

  • 7. ..moet nar het hoofdpostkantoor.

    8. groet..bij de bank en loopt door.

    9. meurouw maas gaat weer naar huisziet bij de tramhalte weer meneer

    van dijk.

    10. roep: dat is toevallig!

    11. .vraagt: bent..vlug klaar bij de bank?

    12. ..rijden samen terug.

    Kata-kata sulit:

    Ieder: tiap ochtend: pagi

    Reopen: berseru heel: semua/seluruh

    Vragen: bertanya antwoorden: menjawab

    Altijd: selalu kapot: rusak

    Bestuurder: pengemudi tegen: terhadap

    Pakje: bungkus wachten: menunggu

    Eindelijk: akhirnya klaar: selesai

    Grouten: memberi salam buurvrouw: tetangga

    24

  • LES 8

    Kata ganti kepunyaan

    Penggunaan het sebagai subyek

    Het weer is mooi. Het durk in het park.

    De moeders wandelen met hun kleine kinderen om de vijver.

    De kinderen spleen met zand.

    Een moeder roept: het zand is vies. Niet met je viese handen n mijn jurk.

    In de vijver zwemmen kleine vissen. Op het gras eten de mussen en de duiven kruimels

    brood. Honden rennen over het gras en blaffen hard.

    Een jongen ziet met zijn vriendin op een bank.

    Zij vraagt aan haar vriend: is jouw horologe loopt? mijn horologe loopt niet. Hoe laat is

    het?

    Haae vriend antwoordt: mijn horologe loopt achter.

    Ik vraag de tijd aan die meneer.

    hoe laat is het. Meneer?

    de meneer kijkt op zijn horologe.

    Hij zegt: mijn horologe is ook kapot!

    Ze vragt aan twee jongens: is jullie horologe misschien goed?

    Een jongen antwoordt: op onze horloges is het kwart voor 2.

    Perhatikan perubahan subyek menjadi kata gantikepunyaan, sebagaimana berikut:

    Ik mijn, b.v.: mijn vader is ziek.

    Jij _ jouw, b.v: jouw vriend wendelt naar het station.

    U uw b.v: uw tas is zwaart.

    Hij _ zijn b.v: zijn kamer is donker.

    Zij _ haar b.v: haar moeder is in haar kamer.

    Jullie _ jullie b.v: jullie autos is in het garage.

    We ons/onze. b.v: onze fietsen zijn in de kelder.

    Ze hun, b.v: hun huizen zijn achter de tram halte.

    Latihan:

    Isilah kata ganti kepunyaan dari kata ganti orang dalam kalimat-kalimat dibawah ini:

    Ik ik wacht op mijn vriend.

    Zij 1. mevrouw Buisman zit met.vriendin op en bank in park.

    25

  • Zij (jamak) 2..kinderen spleen in de zandbak.

    Ik 3. mevrouw meeuwisse vertelt: .dochterje volgende maand naar de

    basisschool.

    U 4. hoe oud is..dochterje?

    Ik 5. mevrouw Buismen antwoordt: dochter is 5 jaar.

    U 6. een is datzoontje?

    Wij 7. ja, wij hebben 3 kinderen,.zoon is 7 en..andere dochter is

    10.

    Jij/zij 8. waar isbal? vraagt. Mevrouw buisman aanzoon.

    Ik 9. een grote jongen heft..bal.

    26

  • Hij 10. .bal lght in de vijver.

    Zij (jamak) 11. de moeders reopenkinderen uit de zandbak. we gaan naar huis.

    Jullie 12. jullie moeten.ballen meenemen.

    Kata-kata sulit:

    Vijver : kolam zand: pasir

    Vies : kotor hand: tangan

    Zwemmen: berenang vis: ikan

    Gras : rumput mus: burung gereja

    Dulf : burung dara kruimel: sisa/remukan

    Brood : roti hond: anjing

    Rennen: lari blaffen: menggonggong

    Hard: keras vriendin: teman pr.

    Achter lopen: terlambat still stan: berhenti

    Zandbak: bak pasir volgend: yang akan dating

    Maand: bulan jaar: tahun

    Zoontje: anak laki-laki groot: besar

    Bal: bola donker: gelap

    27

  • LES 9

    Kata kerja zijn dan hebben

    Bentuk imperfektum (kata lampau)

    Mevrow van dijk was een paar dagen ziek.

    Ze had griep.

    Ze vertelt haar vriendin, mevrouw de leeuw: ik was vorige week in het centrum met

    mijn man.

    De kinderen ware nook mee. We hadden veel boodshappen nodig.

    De trams waren vol. jullie waren ook in de tram, wet je nog wel?

    Wat ware nom half 3 in het centrum.

    In de winkel was het erg warm en op straat was de wind erg koud. s avonds had ik

    koorts.

    Mijn winkel was helemaal rood. Ik had steed dorst.

    We hadden gelukkig medicijnen in huis.

    Mevrouw de leeuw vraagt:was je erg ziek?

    Had je veel koorts?

    Mijn man was gisteren ook beetje ziek.

    Hij had hoofdpijn, mijn kinderen hadden vorige week griep. ze waren een paar dagen

    thuis van school.

    Mevrouw van dijk zegt: jullie hadden akelige week!

    Warren alle kinderen ziek?

    Mevrouw de leeuw antwoortdt: ja, maar nu zijn ze gelukkig veer beter.

    Perhatikan perubahannya, dari kata kerja kini ke kata kerja lampau untuk zijn dan

    hebben:

    28

  • Ik was had

    Je, u was had

    Hij was had

    Zij was had

    Jullie waren hadden

    We, ze waren hadden

    Oefeningen:

    Isilah bentuk imperfektum yang tepat dalam kalimat-kalimat dibawah ini:

    1. annie vragt:jij gisteren ziek?

    2. mia antwoordt: ja, ik.erg verkouden.

    3. ikook koorts.

    4. annie: de dokter bij je?

    5. mia: nee, ik..nog aspirine. Ik ..ook nog citroenen.

    6. iks avond weer beter.

    7. ik.geen honger, maar ik..de hele dag dors.

    8. annie: gisterenveel mensen ziek op kantoor.

    9. op onze afdeling..vier absent.

    10. mia: onze baasvorige week griep.

    Kata-kata sulit:

    Een paar : beberapa ziek: sakit

    Erg : flu vorig: yang lalu

    29

  • Zwemmen : berenang warm: panas

    Wind : angin koud: dingi

    Koort : demam keel: tenggorokan

    Helemaal : selalu rood: merah

    Steeds : selalu medicijn: obat

    Gelukkig : untung/mujur beetje: sedikit

    Gisteren : kemarin beetje: akelig: mengesalkan

    Hoofpijn : sakit kepala beter: lebih baik

    30

  • LES 10

    Kata Kerja: bentuk imperfektum, kata kerja teratur

    Mener schippers reisde met de trein naar Amsterdam.

    Hij fietste van zijn huis naar het station.

    Hij zette zijn fiets in de fietsenstalling.

    Hij was erg vroeg op het station, hij wandelde kalm naar het perron. Hij wachtte een

    kwartier en praat met een kennis. Ze hoorden de trein.

    De trein stopte. De beide heren stapten in de trein.

    Ze hadden gelukkig gauw een zitplaats.

    De vriend van meneer schippers wilde koffie drinken.

    Hij haalde koffie. Hij betalde de koffie van meneer schippers ook koffie. Hij betalde de

    koffie van meneer schipper. Meneer schipper bedankte hem hartelijk. De koffie smaakte

    lekker.

    De controleur controleerde de plaatsbewijzen.

    Hij knipte de kaartjes.

    De trein arriveerde om kwart over 11 in Amsterdam.

    De twee heren stapten uit de trein en wandelen samen naar het centrum.

    Ada perubahan yang mudah diingat bagi kata kerja teratur, yakni bila kata kerja

    itu berakhir pada huruf f, t, k, p, s, ch (bila dipanjangkan untuk memudahkan ingatan,

    menjadi fotokopische), maka kata kerja lampaunya ditambah dengan te. Selain huruf-

    huruf itu ditambah dengan de. Contoh: fietsen fiteste, stpt stopte, maken maakte,

    wassen waste. Wandelen wandelde, luisteren luisterde, betalen betalde, arriveren-

    arieverde, untuk jamak ditambah -en, seperti betalde betalden, stopte stopten,

    wandelde wandelen.

    31

  • Latihan

    Isilah bentuk imperfektum yang tepat dalam kalimat dibawah ini:

    Wandelen 1. meneer schippers.naar hetpostkantoor.

    Halen 2. hij.een paar formulieren.

    Gebruiken 3. hij..zijn balpen.

    Wachten 4. meneer schippers..een kennis.

    Onmoeten 5. veel menseneen kennis.

    Groeten 6. de twee heren..elkaar.

    Maken 7. zeeen praatje.

    Lachen 8. meneer schippers..om een opmerking van zijn vriend.

    Tonen 9. meneer shippers.de formulieren aan de juffrow achter het loket.

    Sturen 10. hijeen pakje naar engeland.

    Betalen 11. hijf.5.50 aan porto.

    Plakken 12. de juffrouw..de postzegels op het pakje.

    32

  • Latihan percakapan:

    Meneer Gonzalez : pardon meneer, kunt u mij helpen? Ik zoek het poskantoor.

    Meneer isac : eens kijken..

    U gaat hier bij het stoplicht rechtsat, dan rechtdoor.

    Bij het kruispunt oversteken.

    De tweede straat link en..

    Meneer Gonzalez : pardon, wat zegt u?

    Ik begrijp u niet.

    Kunt u langzaam spreken?

    Ik spreek bijna geen nederlands.

    Meneer isac : wat spreekt u dan?

    Meneer Gonzalez : spans.

    Meneer isac : o, waar komt u vandaan?

    Uit spanje?

    Meneer Gonzalez : nee, uit latijns-amerika.

    Meneer isac : nou, ik spreek geen spans.

    Komt u maar, ik breng u wel even.

    Ik moet ook naar het postkantoor.

    Meneer Gonzalez : dank u wel.

    Kata-kata sulit:

    Fitsen : bersepeda zetten : meletakkan

    Fitsenstalling : tempat speda kalm : tenang/kalem

    Kennis : kenalan horen : mendengar

    Beide : kedua vriend : teman laki-laki

    33

  • Halen : mengambil beloven : suka

    Bedanken : berterima kasih hertelijk : dengan tulus

    Smaken : rasanya lekker : enak

    Controleur : kondektur controleren : mengontrol

    Knippen : menggunting arriveren : datang

    Samen : berama-sama gebruiken : memakai

    Onmoeten : berjumpa elkaar : saling

    Lichen : tertawa opmerking : peringatan

    Tonen : menunjukkan sturen : mengirim

    Porto : ongkos kunnen : dapat

    Helpen : menolong stoplicht : setopan

    Rechtsaf : ke kanan rechtdoor : terus

    Kruistpun : perempatan oversteken : menyeberangi

    Link : kiri langzaam : pelan-pelan

    Bijna geen : hampir tidak spans : bahasa spanyol

    Even : sebentar

    34

  • LES 11

    Beberapa kata depan

    1. ik geef het boek aan mijn broer.

    Ik schrifjf een brieft aan mijn ouders

    2. de tuin is achter het huis

    de cauffer zit achter het stuur van de auto

    3. we wonen bij het station.

    Mijn vriend komt van avound bij me

    4. de tweede verdieping light boven de eerste verdieping.

    Een officer staat boven een soldaat.

    5. we lopen door de gang

    de train rijdt door de tunnel

    6. we ziten on de trein

    ik woon in den hag.

    7. het strand is langs de zee.

    We lopen langs de wingkels.

    8. hij eet brood met kaas.

    Hij gaat met zijn vrouw naar de bioscoop.

    9. de maand frebuari komt na de maand Januari.

    De winkels zijn in holand na 6 uur dicht.

    10. we gaan naar indonesie.

    De kinderen lopen naar school.

    11. hij woont naast het postkantoor.

    Ik zit aan tafel naast mijn vader.

    12. het hek staat om de tuin.

    Ik sta op om 7 uur.

    35

  • 13. de kelders zijn onder een ground.

    Ten soldaat staat onder een officier.

    14. ik doe kaas op mijn boterham.

    De sneeuw valt op de ground.

    15. het vleigtuig vliegt over de stad.

    De brug ligt over de rivier.

    16. het nederlandse elftal voetbalt tegen het duitse elftal.

    Aspirine helpt tegen hoof dpijn.

    17. ik breng je tot de straat.

    De wingkels zijn tot 6 uur open.

    18. ik haal een kopje uit de kast.

    Zij komen uit indonesie.

    19. dat boek is van mijn broer.

    Hij sniid een stuk van de taart.

    20. de blomen zijn voor de deur.

    De auto staat voor de deur.

    21. ik drink koffie zonder suiker.

    Die oude man leest nog zonder brill.

    Lihat kata depan yang ada pada teks diatas, maka kita jumpai: aan = pada/kepada,

    achter = di belakang, bij = di, boven = di atas, door = oleh, on = di, in = didalam, langs =

    sepanjang, met = dengan, naar = ke, na = setelah, naast = disamping/dekat, om = pada/di,

    onder = dibawah, op = di atas, over = daripada, voor = sebelum/didepan, zonder = tanpa.

    36

  • Latihan

    Kata ganti kepunyaan (pel.8)

    Isilah kata-kata ganti kepunyaan dari kata ganti orang di dalam kalimat-kalimat di bawah

    ini:

    1. chis: 'hoe gaat het met..vrouw?"

    2. wim: "met..vrouw gaat het goed, ze is voor een paar dagen naar

    moeder in amersfoort.

    3. vader ligt in het ziekenhuis en nu logeert ze bij.moeder."

    4. Christ: " en wie zorgt voor.kinderen?"

    5. wim: " dochter is al tien. Ze helpt.broertie metkleren.

    6. en we eten's avond bijburen."

    7. christ: "blijftvrouw langs bij.moerder?"

    8. wim: "volgende week komt ze terug. Dan is..vader ook weer uit het

    ziekenhuis."

    9. chris: "verlangen.kinderen naar.moerder?"

    10. wim: "ja, maar ze kunnen wel een wekje allen met mij zijn. En ze kunnen door de

    telefoon met.moerder praten."

    11. chris: ".kinderen zijn drie en vier.vrouw kan ze nog niet allen met mij

    thuis laten."

    12. wim: " .vrouw vindt he took niet erg gezellig voorkinderen, maar ze

    helptouders."

    37

  • Kata-kata sulit:

    Broer : saudara schrijven : menulis

    Brieft : surat ouder : orang tua

    Tuin : halaman/kebun stuur : stir/kemudi

    Liggen : terletak officer : opsir

    Soldaat : serdadu tunnel : terowongan

    Strand : pantai zee : laut

    Langs : sepanjang naast : dekat

    Grond : tanah boterham : roti dari babi

    Vluightuig : penerbangan vluiggen : terbang

    Brug : jembatan elftal : kesebelasan

    Helpen : menolong snijden : : memotong

    Stuk : sekerat suiker : gula

    Zonder : tanpa ziekenhuis : rumah sakit

    Logeren : menginap verlangen : kangen

    38

  • LES 12

    Kata ganti petunjuk, kata sifat

    Susunan kata dalam kalimat

    Mevrouw van houten is met haar dochter, els, op de klerenafdeling van een warenhuis.

    Els heft een nieuwe jurk nodig.

    "deze jurk vind ik leuk," zegt els. Ze wist naar een grone jurk.

    De winkeljuffrouw zegt: "deze jurk is te klein.

    Deze hebt ik niet in uw maat. Vind u die jurk misschien ook goed? Die blauwe jurk heb

    ik wel in uw maat."

    "ik vind deze jurken allemaak mooi," zegt els.

    Ze wil ook graag een vest hebben.

    " u vindt de vesten op die afdeling daar," de juffrouw.

    Ze wijst naar de hoek.

    Els ziet een rood vest. "dit vest is erg leuk," roept ze.

    "dit vest is rood," zegt moeder, "dat vest is blauw, dat past bij je nieuwe jurk."

    "zijn deze vesten erg duur?" vraagt ze aan de winkeljuffrouw.

    "nee mevrouw, deze vesten niet, die vesten wel," en de juffrouw wijst naar andere vesten.

    Perhatikan kata ganti petunjuk sebagaimana contoh diatas, yakni terdiri dari atas

    deze, die, dit dan dat. Deze dipakai untuk kata yang bersandang de, contoh: deze jurk is

    op de tafel. Die untuk kata yang berkata sandang de, seperti die

    39

  • tafel is in de klas. Dit untuk kata berkata sandang het, seperti dit kantor is klien,

    sedangkan dat juga untuk kata yang berkata sandang het sebagaimana dat boek is groon.

    Untuk bentuk jamak maka dipakai die baik untuk kata yang berkata sandang het maupun

    de, seperti die boken zijn op die tafels, dan deze untuk kata yang berkata sandang het

    maupun de, seperti deze drie kamers zijn in de huizen.

    Latihan

    Kata ganti petunjuk: gantilah kata sandang dengan kata ganti penunjuk:

    A. kata ganti penunjuk yang menyatakan hier (disini)

    1. het caf is in de straat.

    2. de boeken koop je in e winkel.

    3. de jas is van de man.

    4. het horologe ligt op de tafel.

    5. de bloemen moet je in de vass doen.

    6. ik koop de koekjes bij de bakker.

    B. kata ganti penunjuk yang menyatakan daar (disitu, disana)

    1. de winkeljuffrouw halt de jurk.

    2. het vest past niet bij de rok.

    3. de maat is te klein voor de klant.

    4. we gaan met de roltrap naar de le verdieping.

    5. de kinderen nemen de tram.

    6. de tourist doeth et kaartje in de automaat in de tram.

    40

  • Kata-kata sulit:

    Kierenafdeling: bagian baju groon : hijau

    Warenhuis : pusat perbelanjaan maat : nomor

    Winkeljuffrouw: pelayan toko blauw : biru

    Allemaal : semua hoek : pojok

    Rood : merah past : pas/sesuai

    Vaas : tempat bunga bakker : tukang roti

    Klant : langganan halen : membawa

    Roltrap : tangga jalan

    41

  • LES 13

    Kata ganti penunjuk dan kata depan

    Misalnya: in + deze/dit = hierin

    In + die/dat = daarin

    Mieke en walter zitten in een restaurant.

    Walter bestel koffie bij de ober.

    Meike wil liever thee. Ze heft hounger en walter bestelt ook een paar broodies.

    De ober brengt alles, hij zegt: "de koffie zit hierin. In deze pot", hij wijst op de koffie

    kant.

    "de thee zit daarin. In de pot. "hier op zit kaas en daarop zit ham."

    Mieke geeft hem een zakdoek. "je kunt de kan hiermee vast pakken.

    Walter vraagt: "in de bioscoop hiertegenover drait een mooie film. Heb je zijn in een

    film?

    Achter de bioscoop is een

    Plein en daaracter een smalle straat daar is een gezellig restaurant. Na de film kunnen we

    in dat restaurant eten."

    Mieke zegt: "dat is een leuk plan."

    Latihan

    Gabungkan kata depan + kata ganti penunjuk menjadi kata majemuk. Istilah kata

    majemuk yang tepat dalam kalimat-kalimat dibawah ini:

    Contoh: walter legt het boek op die tafel.

    Walter legt het boek daarop.

    1. walter doet mieke een groot plazier met die doos bonbons. Mieke zegt:

    "..doe je groot plazier."

    2. mieke houdt veel van bonbons..houd ze erg veel.

    3. ze doe teen paar bonbons op deze ronde schall.doet zee en paar

    bonbons.

    4. ze doet ze doos met de andere bonbons in die kast..doet ze doos.

    5. ze halt uit dig kas teen paar kopjes. Ze halt.een paar kopjes.

    6. walter woont in een straat achter het station. En mieke woont achter die

    straatwoont mieke.

    7. in de straar is een winkel. Mieke woont boven die winkelwoont ze.

    42

  • 8. mieke werk op een kantor in het centrum. Ze gaat met deze tram naar

    werkgaat ze naar haar werk.

    9. het toek is mooi. Ze vertelt over dat boek aan walter.vertelt ze aan

    walter.

    10. mieke leest in dit boek in de tram. leest ze altijd.

    11. walter houdt veel van die detective-verhalen. houdt walter veelt.

    12. hij kijkt graag naar die detective-films op de televisie.kijkt hij graag.

    43

  • Kata-kata sulit:

    Bestelen : memesan ober : pelayan

    Liever : lebih suka alles : semua

    Kan : teko zakdoek : serbet

    Draien : berputar plein : lapangan

    Leuk : enak plan : rencana

    Plazier : tamasya doos : dos/kotak/bungkus

    Bonbon : gula-gula houden : senang

    Schaal : cangkir varhalen : ceritera

    44

  • LES 14

    Kata bilangan tingkat

    Nama-nama hari

    Nama-nama bulan

    Zondag is de eerste dag van de week.

    Maandag is de tweede dag.

    Dinsdag is de derde dag.

    Woensdag is de vierde dag.

    Donderdag is de vijfde dag.

    Vrijdag is de zesde dag.

    Zaterdag is de zevende dag.

    Zaterdag is ook de laatste dag van de week.

    Januari is de eerste maand van het jaar.

    Na Januari, komen Februari, mart, april, mei, juni, juli.

    Augustus is de achtste maand van het jaar.

    September is de negkhende maand.

    Oktober is de tiende maand.

    November is de elfde maand.

    December is de twalfde maand.

    De vier jaargetijden (seizoenen):

    De winter: van 21 december tot 21 maart.

    De lente, het oorjaar: van 21 maart tot 21 juni.

    De zomer: van 21 juni tot 21 september.

    De herfst, het najaar: van 21 september tot 21 december.

    45

  • De eenentwinligste December is de kortste dag van het jaar.

    De eenentwintigste juni is de langste dag van het jaar.

    De vier windstreeken:

    Het noorden

    Het zuiden.

    Het oosten

    Het westen.

    Perhatikan, untuk kata bilangan bertingkat memakai tambahan ste dan de pada akhir

    bilangan, ste juga dipakai untuk kata-kata yang ter, umpama langste = terpanjang., kortste

    = terpendek. Bila ada angka ditambah dengan e, maka dapat dibaca ste atau de, melihat

    kaidah asalnya, seperti 1e = eerste, 9e = negende, 11e = elfde dan lain-lain.

    Latihan

    Kata bilangan: ucapkan dengan suara nyaring:

    2, 28, 26, 51, 98, 167, 480, 725, 802, 934, 1006, 1428, 2863, 4018, 15203.

    7e, 11e, 15e, 19e, 27e, 148e, 200e, 305e, 817e, 888e, 923e, 1040e.

    contoh: 28-12-1954: achtentwintig December negentien-(hounderd)-vier en vijftig.

    8-8-1922

    4-1-1929

    46

  • 17-8-1945

    15-5-1950

    22-4-1953

    5-12-1958

    1, 3, 1, 3, 2, 7, 1, 5

    _ _ __ __ __ __ _ _

    2 8 2 4 5 9 12 6

    25 +37 =

    18 + 9 =

    7 2 =

    16 3 =

    16 : 2 =

    27 : 3 =

    11 x 6 =

    4 x 8 =

    kata-kata sulit:

    eerste : pertama tweedw : kedua

    derde : ketiga vierde : keempat

    vijfde : kelima zesde : keenam

    zevende : ketujuh achtste : kedelapan

    negende : kesembilan tiende : kesepuluh

    elfde : kesebelas twalfde : keduabelas

    laastste : terakhir jaargetijden : musim

    seizoenen : musim winter : musim dingin

    47

  • lente : voorjaar: musim semi zomer : musim panas

    herfst : najaar : musim gugur korstste : terpendek

    langste : terpanjang windstreeken : mata angin

    noorden : utara zuiden : selatan

    oosten : timur westen : barat

    48

  • LES 15

    Kata kerja: bentuk imperfektum,

    Kata kerja yang tidak teratur

    Het verkeer

    Gaaan gisteren gingen we naar Rotterdam

    Komen we kwamen om 11 uur in de stad.

    Zijn het was er erg druk.

    Zijn er waren veel stoplichten.

    Staan ze stonden op rood.

    Worden eindelijk warden de stoplichten groen.

    Weten we wisten de weg naar het station niet.

    Vragen we vroegen de weg aan een politieagent.

    Wijzen hij wees ons de weg.

    Staan we stonden toen bij een zebrapad

    Lopen veel mensen liepen daarover.

    Rijden we reden verder.

    Vinden we vonden eindelijk het station.

    Laten we lieten de auto bij het station.

    Nemen we namen de tram naar het centrum.

    Trekken we trokken een trankaart uit de automaat in de tram.

    Blijven we bleven de hele middag in het centrum.

    Krijgen we kregen honger.

    Eten en we aten in een restaurant.

    Gaan 's avonds gingen we weer terug naar Amsterdam.

    49

  • Lihat pada contoh diatas, kita dapati kata kerja tidak teratur. Untuk membuat kata

    kerja lampau, tidak ada aturan sebagaimana pada kata kerja teratur, sehingga untuk

    mengetahui imperfektumnya harus dihapalkan, karena tidak ada aturannya yang

    berakhiran "te" atau "de". Seperti, gaan gingen, eten aten, vinden vonden, komen

    kwamen, trekken trokken, dan lain-lain.

    Latihan

    Kata kerja yang tak teratur: imperfektum.

    Isilah bentuk imperfektum yang dalam kalimat-kalimat di bawah ini:

    Vriezen 1. het

    Wrijven 2. de marktkoopman..inzijn handen, want hetkoud.

    Zijn 3. een klant.naar een kaas: "van die kass wil i keen pond."

    Wijzen 4. de marktkoopmaneen groot stuk van de kaas.

    Snijden 5. de klant.ook nog een ander stuk kaas.

    Kiezen 6. de koopman..de prijzen van de kaas op een papiertje.

    Scrieven 7. de klant.haar portemonnee.

    Grijpen 8. ze..allen een briefje van f.25.

    Hebben 9. de koopmanhet wisselgeld naar haar toe.

    50

  • Schuiven 10. de klant.haar portemonnee.

    Sluiten 11. ze..tussen de andere mensen op de markt.

    Verdwijnen 12. dekoopmaneens in de lucht eneen liedje.

    Kijken

    Latihanpembicaraan:

    Meneer jansen : waar moet u naaar toe?

    Meneer de wit : naar emmen.

    Meneer jansen : moet u vandaag nog terug?

    Meneer de wit : nee

    Meneer jansen : wat zegt u?

    Meneer de wit : en dan koop i keen enkeltje naar emmen.

    Meneer van dijk : waar moet u naaar toe?

    Meneer van de muur: naar Rotterdam.

    Meneer van dijk : moet u vandaag nog terug?

    Meneer van de muur: ja.

    Meneer van dijk : wat zegt u?

    Meneer van de muur: en dan koop i keen retour Rotterdam.

    Kata-kata sulit:

    Eindelijk : akhirnya wijzen : menunjukkan

    Verder : lebih lanjut laten : membiarkan

    Krijgen : mendapatkan vriezen : membeku

    Wrijven : menggosok kaas : keju

    Marktkoopman: penjual pond : pon, 1/2 kg

    51

  • Kiezen : memilih prijzen : harga-harga

    Papiertje : kertas kecil grijpen : memegang

    Portemonnee : dompet schuiven : menggeser

    Sluiten : menutup verdwijnen : hilang

    Lucht : udara fluiten : bersiul

    Liedje : nyanyian enkeltje : sekali jalan

    Retour : pulang pergi

    52

  • LES 16

    Kata tanya

    mevrouw van houten loopt met haar dochter

    els door een drukke winkelstraat.

    Ze roept: " he daar staat liest!"

    Els vraagt: "wie is dat, mam?"

    "dat is een dude vriendin van mij."

    Mevrouw van houten gat naar een dame toe.

    "dag lies! Herken jij me nog? Wat doe jij hier?"

    "dag mi! ja, ik herken je direct! Hoe gat het met je?"

    "goed lies. En hoe gaat het met jou? Woon jij tegenwoordig

    in Amsterdam, lies?" vraagt mevrouw van houten.

    "ja, antwoordt lies.

    "waar?"

    "ik woon in de jan tooropstraat, heel in ver Amsterdam-west.

    Wanner kom jij eens bij me op bezoek?"

    "heel gauw! Hoe kom ik bij je?"

    "war woon je?"

    "ik woon in de obrechtstraat"

    "dan moet je tram en de bus nemen voor de jan tooropstraat"

    "welkw tram?"

    "lijn 7 stopt op het mercatorplein. Bus 19 stopt daar ook.

    Die bus stopt na 2 haltes vlak voor mijn huisdeur."

    "wat voor huis heb je?"

    53

  • "nu, ik kom gauw bij je niet volgende week?"

    "ja, dat is een goed plan! Woesnsdag, is dat goed?"

    "ja, dat is leuk."

    "toet volgende week dan!"

    "ja, tot woensdag, dag lies!"

    perhatikan kata tanya diatas, maka dijumpai wie = untuk orang, wat = untuk benda,

    welk/welke/wat voor = digunakan didepan kata benda, welk = digunakan di depan kata

    benda yang berkata sandang de dan semua bentuk jamak., waar = digunakan untuk

    keterangan tenpat, wanner = digunakan untuk keterangan waktu, hoe = keterangan alat

    bagaimana, waroom = keterangan sebab.

    Latihan

    Isilah kata tanta yang tepat dalam kalimat-kalimat dibawah ini:

    1. is dat meisje?

    2. .doet ze?

    3. .jurk koopt ze? (de jurk)

    4. .woont mevrouw van houten?

    5. ..laat gaat els naar school?

    6. ..staat haar school?

    7. mettram gaat els naar school? (de tram)

    8. kom je vanavond niet? Ik heb geen tijd!

    9. ..heb je wel tijd? Misschien morgen.

    54

  • 10. ziet mevrouw van houten in de stad?

    11. gaat mevrouw van houten naar huis?

    12. .huis is van naar? (het huis)

    kata-kata sulit:

    druk : ramai wie : siapa

    winkeistraat : jalan penuh mam : ibu

    dame : nyonya herkenen : berkenalan

    wat : apa hoe : bagaimana

    tegenwoordig : sekarang waar : dimana

    ver : jauh wanner : kapan

    welk : yangmana valk : dekat

    wat voor : macam apa vroeger : dahulu

    waarom : mengapa volgend : yang akan datang

    55

  • LES 17

    Kata ganti penanya (benda) + kata depan

    Misalnya : in + wat = waarin

    Op + wat = waarop

    Bentuk perintah

    Van houten logeert bij haar tante.

    "waarmee kan ik u helpen, tante?" vraagt els?

    Je moet brood kopen en je mag iets lekkers uitzoeken.

    Waarvan houd je veel?"

    "ik houd veel van vruchtengebakjes, tante."

    "je mag zes vruchtengebakjes uitzoeken.

    Ik he book een half pond koekjes nodig. Enje

    Moet een heel bruin brood en een half wit kopen."

    Els komt na een half uur weer thuis.

    "waarin doe ik het brood tante?"

    "je, moet het brood in de broodrommel doen."

    "en waar doe ik de gebakjes op?"

    "op een grote, groene schaal. Je vindt die schaal

    in de rechterkeukenkast. We zullen dadelijk brood eten.

    Het is al bijna 1 uur. Heb je honger, els?

    "nogal."

    "snijd jij vast brood? Dan dek ik de tafel."

    "waar kan ik het brood me snijden?"

    56

  • "met het grote broodmes in de rechterkeukenkast.

    Schink jij ook melk in de bekekrs? De bekers staan

    In de linkerkeukenkast, de melk is in de koelkast."

    "waaruit schenk ik de melk, tante? Ik zie twee

    flessen melk en nog een karton."

    "schenk maar uit het karton, els."

    Latihan

    Gabungkan kata perangkai = kata ganti tanya (benda) menjadi kata majemuk.

    Istilah kata majemuk dalam kalimat-kalimat dibawah ini:

    Contoh: waarin halt els brood?

    Ze halt brood in een broodshappentas.

    1. ..dekt els de tafel?

    Ze dekt de tafel met een tafellaken.

    2. halt ze de borden?

    Ze halt de borden uit de kast.

    3. .snijdt ze brood?

    Ze snijdt het brood met een mes.

    4. ..svhenk ze de koffie?

    Ze schenkt de koffie uit de koffiepot.

    5. schenkt ze de koffie?

    Ze schenkt de koffie in de kopjes.

    6. roert ze de suiker door de koffie?

    ze roert de suiker met een lepetje door de koffie.

    57

  • 7. ..zet ze kopje?

    Ze zet het kopje op het schoteltje.

    8. houd els veel?

    Ze houdt veel van vruchtengebakjes.

    9. .denk els niet?

    Ze denk niet aan de vorken.

    10. .praten tante en els?

    Ze praten over de vakantie.

    11. luisteren ze?

    Ze luisteren naar mooie muziek door de radio.

    12. staat de radio?

    De radio staat naast het televisie-toestel.

    Kata-kata sulit:

    Tante : bulik iets : sesuatu

    Uitzoeken : memilih bruin : cokelat

    Wit : putih waari : didalam mana

    Broodtrommel: tempat roti waarop : pada apa

    Gebakje : sepotong roti schaal : piring panjang

    Keukenkast : almari dapur nogal : agak

    Dekken : mengatur meja beker : cangkir unt. Susu

    Schenk : menuangkan waaruit : dari yang mana

    Fles : botol koelkast : kulkas

    Karton : kertas tebal

    Rechterkeukenkast : almari dapur sebelah kanan

    Linkerkeukenskast : almari dpur sebelah kiri

    Tafellaken : taplak meja borden : piring

    58

  • Mes : pemes. Pisau kecil koopjepot : tempat kopi

    Roeren : memutar suiker : gula

    Roern met : mengaduk achoteltje : lepak

    Vruchtengebakjes : roti dengan rasa buah

    Vork : garpu Vakantie : liburan

    59

  • LES 18

    Kata-kata kerja: "kunnen, "moeten", "mogen", "willen", "zullen", "wat", wat

    een.."

    In het postkantoor

    Man : goeiemorgen juffrouw, kan ik hierdeza cheque innen?

    Juffrouw : ja, dat kunt u hier bij mij doen. Mag i keen identiteitsbewjs van u zien?

    Man : ik zal u mijn paspoort laten zien.

    Juffrouw : ja, dat is orde. Wilt u hier onderaan uw handtekening zetten? Dat is

    f300.-.3 brifjes van f100.-

    Man : kan ik 2 brifjes van f100.- krijgen en 4 van f25.-?

    Juffrouw : u mag het hele bedrag in kleine briefjes hebben. Wilt u dat liever?

    Man : nee, 4 van f25.- is genoeg. Ik wil ook nog een paar postzegels hebben.

    Juffrouw : voor postzegels moet u bij loket 6 zijn.

    Man : en waar kan i keen aangetekende brief versturen?

    Juffrouw : een aangetekende brief kunt u ook bij loket 6 verzenden.

    60

  • Lihat kata kerja di atas. Maka susunan yang seperti itu dapat dikatakan sebagai

    konstruksi tang, karena kata kerjanya menjepit keterangan yang ada dalam kalimat.

    Seperti, kan ik naar school gaan? Perhatikan, kata kerja kunnen dan sebgainya itu harus

    dibarengi dengan kata kerja infinitifnya. Sebagaimana terlihat dalam bacaan diatas.

    Latihan

    Kata-kata kerja "kunnen", "moeten", mogen", willen", zullen",: present + infinitive.

    Isilah bentuk kata kerja yang tepat dalam kalimat-kalimat dibawah ini dan tempatkan

    infinitifnya pada tempat yang semestinya:

    Moeten/opbellen 1. ik.iemand.

    Kunnen/doen 2. dat..je in die telefooncei..

    Kunnen/lopen 3. ikbeter naar het postkantoor..

    Moeten/verturen 4. ikook een postchuque..

    Willen/kopen 5. en ik.postzegels en briefkaarten.

    Mogen/meelopen 6. ik met je..? graag, dat is gezellig!

    Zullen/wachten 7. wat een langer rijen voor. De loketten! We.zeker een

    minuut of 20

    61

  • Kunnen/verdelen 8. wehet.werk

    Kunnen/opbelen 9. jijpostzegels voor je

    Zullen/kopen 10. ik..postzegel voor je..

    Willen/doen 11. je dat voor me..? dat is aardig van je.

    Mogen/trakteren 12. dan.we onszelf straks op een lekker ijesje.

    Kata-kata sulit:

    Cheque : cek innen : menagih

    Bewijs : bukti zien : melihat

    Laten zien : memperlihatkan onderaan : dibawah sekali

    Handtekening : tanda tangan zetten : menaruh

    Krijgen : mendapat bedrag : harga, jumlah uang

    Liever : lebih suka genoeg : cukup

    Postzegel : perangko willen..hebben :membeli

    Aangetekende brief : surat tercatat

    Versturen : mengirim verzenden : mengirim

    Opbellen : menelpon iemand : mengirim

    Telefooncel : tempat telepon beter : lebih baik

    Postcheque : cek pos briefkaart : kartu pos

    Rijen : barisan aardig : ramah

    Trakteren : mentraktir straks : nanti

    62

  • LES 19

    Kata-kata pengingkar "niet" dan "geen"

    "waar is paul, henk?"

    "ik weet nit annie, mischien is hij de tuin."

    "nee, hij is niet in de tuin, ik kom juist uit de tuin, maar ik heb hem niet gazien.

    Hij moet boodshappen halen. Ik heb geen brood en geen melk meer, wil jij melk de

    lunch?"

    "och, nee, ik drink geen melk.

    Maar ik doe de boodschappen wel.heb je geld voor me?"

    "hier is een brifje van f100.-."

    "heb je geen briefje van f100.-? of kleingeld?"

    "nee, ik heb allen f100.- wel.

    Welke boodschappentas neem ik? Ik zie de zwarte niet."

    "nee, je moet niet de zwarte tas nemen, maar de rode.

    De zwarte is niet sterk."

    "ik kan de rode tas viden. Hij hangt niet aan de haak van de kilderdeur.

    Ach. Ik neem geen tas mee.ik kop allen maar brood. En ik doe geen jas aan, ik blijf lang

    weg."

    Lihat dalam kalimat-kalimat contoh diatas, perhatikan perbedaan penggunaan niet dan

    geen. Niet digunakan sebagai pengingkar seluruh kalimat, tetapi sukar diletakkan pada

    suatu tempat dalam kalimat. Ia dapat diletakkan pada beberapa tempat, seperti:

    63

  • Ik kom morgen niet.

    Ik ben niet moe.

    Ik zit niet in de tuin.

    Ik ben niet gekomen.

    Perhatikan, contoh pertama niet terletak pada akhir kalimat. Kedua niet terletak pada

    sebelum kata sifat atau kata keterangan. Ketiga, niet yang terletak dalam keterangan yang

    didahului oleh kata depan. Keempat, niet yang terletak dalam kaliamat dalam bentuk

    partisipel perfektum atau infinitive.

    Geen adalah kata pengingkar bagi sebuah kata benda yang tidak disertai kata sandang

    atau sebuah kata benda yang didahului suatu kata sandang yang tak tertentu.

    Seperti:

    Ik drink mek. Ik drink geen melk

    Ik heb brood. Ik heb geen brood

    Ik he been gulden. Ik heb geen gulden

    Latihan

    Jadikanlah kalimat-kalimat di bawah ini kalimat ingkar dengn memakai "niet" atau

    "geen"

    1. paul zoekt henk.

    2. hij heft henk gevonden.

    3. henk ziet in de tuin.

    4. henk lees een boek.

    5. hij heft het boek gekocht.

    64

  • 6. hij heft geld.

    7. henk loopt met paul narr huis.

    8. paul gaat naar zijn kamer.

    9. henk geeft het boek aan zijn moeder.

    10. zijn moeder legt het boek op de tafel in de kamer.

    11. de tafel is van hout.

    Kata-kata sulit:

    Ik weel 't niet : saya tidak tahu

    Juist : kebetulan gezien : terlihat

    Gezin : keluarga halen : mengambil

    Meer : lebih lunch : makan siang

    Op het ogenblijk : pada saat ini

    Wissel : kuat vinden : menemukan

    Deur : pintu weg : jalan

    Gedronken : sudah minum flat : flet

    Gevonden : sudah ditemukan gekoch : sudh dibeli

    Eigen : sendiri leggen : meletakkan

    Hout : kayu

    65

  • LES 20

    Kata kerja : bentuk perfektum (kala selesai)

    Henk en marjin komen thuis

    Ze hebben gewinkeld.

    Marjin heft een nieuwe jurk gekocht.

    Ze heft in veel winkels gekocht.

    Eindelijk heft zee en zwarte jurk gevonden.

    De jurk heft lange mouwn. Een rok met twee zakken en een witte kraag.

    Marjin heeeft ook een groene rok gekocht en ze heft bij de rok een gele blouse gevonden.

    Ze draagt meestal een jurk of een groene pullover.

    Ze draagt meestal een jurk of een rok met kousen.

    Aan haar benen leuk vor de af wisseling.

    Henk had een nieuwe grijze broek nodig.

    Hij heeeft bij de broek donkerblauw jasje genomen.

    De verkoper in de klerenzaak heft gevraagd:

    "heb u een overhemd nodig?"

    henk draagt graagt hij een trui of een pullover een sporthemd,

    maar soms draagt hij een overhemd met een das.

    Marjin heft gezegd: "die das past bij je nieuwe jasje."

    De vekoper heft een paar sokken in dezelfde kleur uit een la gehaald.

    Die sokken heft hen kook gekocht.

    66

  • Henk en marjin hebben nog een kopje koffie in een caf gedronken.

    Toen hebben ze de tram naar huis genomen.

    Maejan heft haar moerder over de nieuwe jurk verteld.

    Perhatikanlah teks diatas. Maka dijumpai kata kerja lampau sempurna dengan

    bentuk tertentu. Yakni terdiri dari kata kerja bantu dengan participium perfecti (bentuk

    partisipel perfektum). Bentuk particiun perfevti ialah untuk kata kerja teratur yang

    berakhiran : t, k, f, s, ch, p. jadi, ge-pokok-t. contoh:

    Werken gewerkt dan lain-lain.

    Latihan

    Kata kerja : bentuk perfectum (kata-kata kerja yang teratur).

    Isilah bentuk yang tepat dari kata kerja bantu serta bentuk yang tepat dari bentuk

    partisipel dari kalimat-kalimat dibawah ini:

    Kata-kata kerja yang dapat disebut di bawah ini, semuanya mempergunakan kata kerja

    bantu hebben. Ingatlag akan kata kerja berawalan ber-ge-er-her-ont-ver!

    Winkelen 1. de moerdr van marijan vraagt: " jullie prettig

    Wandelen 2. marjin antwoordt: " we..door het centrum..

    67

  • Werken 3. henk werd moe, wan hij ..de hele week hard.

    Ruster 4. we ..een posje in een caf

    Ontmoeten 5. daarwe wim, een vriend van henk

    Bestellen 6 henk.voor ons koffie

    Praten 7. we.een half uurje met elkaar

    Vertelen 8. wimover zijn vakantie

    Betalen 9. henk..dekoffie.

    Ontdekken 10. ikin een zijstraat van de kalverstraat een klein winketje

    Passen 11. daarik deze zwarte jurk..en dat

    Duren .niet lang..

    Beslissen 12. ik .heel vlug..en de juffrouw

    Pakken .de jurk in een..

    Kata-kata sulit:

    Kleren : pakaian gewinkeld : berbelanja

    Gezocht : telah dikunjungi lange mouwen : lengan panjang

    68

  • Zak : saku kraag : kerah

    Geel : kuning dragen : memakai

    Pullover : sweter lengan panjang

    Meestal : kadang-kadang broek : celana

    Trui : sulaman kousen : kaos kai panjang

    Afwisseling : pertukaran grijs : abu-abu

    Donkerblauw : biru gelap verkoper : penjual

    Klerenzaak : toko pakaian das : dasi

    Effen : polos past : cocok

    Kleur : warna la : laci

    Sokken : kaus kaki toen : waktu itu

    Prettig : menyenangkan poosje : sejenak

    Ontdekken : meremukkan beslissen : memutuskan

    69

  • Bibliografi

    A.M Fontein, et.al, Help! Kunt u mij helpen?, Nederlads centrum Buitenlander,

    ultrecht,1988.

    Drs.N.Van Den Toren Danner, Belajar Bahasa Belanda: Kursus Dasar, intermasa,

    Jakarta, 1989

    S.Wojowasito, Kamus Umum Belanda Indonesia, PT.Ichtiar Baru-Van Houve, Jakarta,

    1985.

    70